Zoeken

Roofs 2014-07-06 Valveiligheid, hoe zit het (en hoe niet)

Het afgelopen half jaar publiceerde Roofs de artikelenreeks ‘Veilig werken op hoogte’. In dit artikel wordt de reeks geëvalueerd. Op 29 oktober 2014 organiseert Lindeman Events in Figi theater te Zeist een congres over dit thema.

Er zijn vele artikelen verschenen in Roofs over valveiligheid op daken. Wat verplicht is en wat niet, wat de regels zijn en dat daar op toegezien moet worden. Op grond van die artikelen kwam het de redactie voor dat er onduidelijkheden zijn: dat het niet iedereen duidelijk is hoe veiligheid in Nederland is geregeld. Dit was de aanleiding om een reeks te beginnen waar diverse belanghebbenden en professionals aan het woord zijn gekomen. Vanuit die reeks hebben we een aantal probleemvelden waargenomen. In dit artikel de zaken op een rij.

Veilig werken is een voorwaarde die we aan arbeid stellen, het wordt daarom net als andere arbeidsvoorwaarden geregeld in de Arbowet. Andere arbeidsvoorwaarden zijn: een goede betaling, scholing, pensioen, verzekering etc.  De verantwoordelijkheid voor veilig werken en daarmee voor een werkplek ligt primair bij de werkgever.  De wetgeving bevat geen dwingende voorschriften over hoe invulling te geven aan deze zorgplicht, maar doelvoorschriften: werkgevers en werknemers hebben de verantwoording zelf invulling te geven aan Arbowet en Arbobesluit. De werkgever moet er daarbij voor zorgen dat de wettelijke doelvoorschriften worden nageleefd. De bepalingen worden waar mogelijk vastgelegd in een Arbocatalogus. De Inspectie SZW is belast met de handhaving van de Arbowet. Zie hiervoor het artikel ‘Inspectie SZW: “Collectieve beschermingsmiddelen is het uitgangspunt!”’ in Roofs januari 2014.

De regels voor veilig werken worden vanuit Europa aangereikt omdat  concurrentie op arbeidsvoorwaarden tussen de lidstaten onwenselijk is. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het implementeren van die regels in Nationale wet- en regelgeving. Het Ministerie van SZW heeft de Gezondheidsraad de vraag voorgelegd of er een minimum hoogte ingesteld moet worden om valgevaar te minimaliseren. Jaarlijks overlijden in Nederland ca 18 personen als gevolg van een val tijdens het werk. De raad heeft studies en regelgeving bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat ook een klein hoogteverschil kan leiden tot overlijden. In het rapport Vallen van hoogte  uit 2013 wordt verslag gedaan en is een overzicht opgenomen van de Europese regels en de verwerking daarvan in de nationale wetgeving. (zie kader)

In het rapport van de Gezondheidsraad Vallen van hoogte uit 2013 staat het volgende met betrekking tot de wettelijke voorschriften :

1.4 De wettelijke voorschriften over vallen van hoogte

Om te voorkomen dat werkenden vallen en daardoor letsel oplopen, kent Nederland meerdere wettelijke voorschriften. Deze gelden voor verschillende werksituaties. Zo zijn er algemene voorschriften. Artikel 3.16 van het Arbobesluit geeft namelijk aan dat er voorzieningen nodig zijn als er bij het werken valgevaar bestaat. Aanvullend zijn er ook voorschriften die specifiek gelden voor arbeidsplaatsen in een gebouw, bij het werken op of aan machines en voorschriften voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte. De Nederlandse voorschriften zijn grotendeels gebaseerd op Europese regelgeving en normering. De voorschriften hanteren verschillende criteria voor het nemen van beschermende maatregelen. Zo geldt bij het werken op of aan machines dat maatregelen nodig zijn bij een hoogteverschil van 50 cm, bij een arbeidsplaats in een gebouw zijn maatregelen nodig

bij een hoogteverschil van 1 of 1,5 meter, bij een arbeidsplaats waarbij valgevaar bestaat (waar dan ook) zijn tenminste maatregelen nodig bij 2,5 meter hoogte en bij tijdelijke werkzaamheden op hoogte bepaalt een risicobeoordeling de maatregelen. Het criterium van 2,5 meter geldt voor iedere plek waarbij op hoogte

wordt gewerkt en is daarmee voor de praktijk het breedst geldend criterium.

In de Verenigde Staten is de hoogte waarbij maatregelen genomen moeten worden afhankelijk van de sector. Zo zijn in de algemene industrie maatregelen nodig vanaf 1,2 meter (4 feet) en in de bouw vanaf 1,8 meter (6 feet).9 Er zijn internationale concerns die ook in Nederland de Amerikaanse regels volgen.

De voornaamste bepalingen staan in tabel 5, waarin wordt beschreven:

• de werksituatie waarvoor het voorschrift geldt

• het wettelijk voorschrift en het verband met de Europese wet- en regelgeving

• de criteria die in het Nederlandse voorschrift gebruikt worden om maatregelen

verplicht te stellen voor het voorkomen of beperken van valgevaar.

Tabel 5 Wettelijke voorschriften over vallen van hoogte.

Werksituatie

Wettelijk voorschrift

Criteria in wettelijk voorschrift

Werken aan bouwwerken

Arbobesluit artikel 2.28

Dit artikel van het Arbobesluit

verwijst naar Europese richtlijn

92/57/EEG

(bijlage II, eerste lid)

De opdrachtgever zorgt ervoor dat voor bouwwerken waarbij werknemers blootstaan aan valgevaar en waarbij dit gevaar bijzonder groot is een V&G-plan wordt opgesteld.

Een arbeidsplaats in een

gebouw

Arbobesluit artikel 3.1b

Dit artikel verwijst naar Bouwbesluit

artikelen 2.17 en 2.23

Een arbeidsplaats in een gebouw mag alleen gebruikt worden als deze voldoet aan de voorschriften voor gebruiksfunctie uit

het Bouwbesluit 2012.

Voor vallen van hoogte gaat het om de

afscheiding van de rand/zijkant van een vloer, trap en hellingbaan.

Maatregelen zijn verplicht bij hoogteverschillen van:

Nieuwbouw: meer dan 1 meter.

Bestaande bouw: meer dan 1,5 meter.

Iedere arbeidsplaats waarbij

valgevaar bestaat

Arbobesluit artikel 3.16

Dit artikel van het Arbobesluit

is gebaseerd op Europese richtlijn

89/654/EEG. De 3 criteria in

artikel 3.16 staan niet in deze

richtlijn.

Voorzieningen zijn nodig als bij het werken valgevaar bestaat.

Er is in elk geval sprake van valgevaar bij aanwezigheid van risicoverhogende omstandigheden, openingen in vloeren of als het gevaar bestaat om 2,5 meter of meer te vallenb.

Tijdelijke werkzaamheden op hoogte

Arbobesluit artikel 7.23

Dit artikel uit het Arbobesluit is

gebaseerd op Europese richtlijn

2009/104/EG.

Het gebruik van een ladder of trap voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte mag alleen als er sprake is van een gering risico.

Toegangs- en positioneringstechnieken met lijnen worden alleen gebruikt als uit de RI&E conform artikel 5 van de Arbowet blijkt dat het werk veilig kan worden uitgevoerd.

Nadere voorschriften voor het gebruik van dergelijke arbeidsmiddelen bij tijdelijke werkzaamheden op hoogte zijn opgenomen in de artikelen 7.23a t/m 7.23d.

Werken op of aan machines

De Inspectie SZW beschouwt

EN – ISO 14122 deel 1 t/m 4 als

de stand van de wetenschapc

Deze geharmoniseerde normen

geven invulling aan Europese

richtlijn 2006/42/EC, bijlage I,

artikel 1.5.15. (Machinerichtlijn)

Als er gevaar bestaat voor het vallen van een looppad of bordes vanaf een hoogte van 500 mm of meer, moeten leuningen en voetstootlijsten volgens EN ISO 14122-3 worden aangebracht.

(NEN-EN-ISO 14122-2, artikel 4.2.3).

Een vergelijkbare bepaling staat in EN ISO 14122-4, lid 4.71

(Indien het loopoppervlak van de vertrekplaats meer dan 500 mm boven de omgeving ligt …..)

Onderhoud aan gebouwen

Bouwbesluit 2012 afdeling

6.12, artikelen 6.52 en 6.53

Een gebouw wordt zodanig gebouwd dat het veilig kan worden onderhouden. Als onderhoud niet kan worden uitgevoerd zonder gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen, dan heeft een gebouw voldoende gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen.

Hijs- en hefwerktuigen voor

personen

Arbobesluit, artikel 7.18b, lid 1

EU-richtlijn Arbeidsmiddelen

De hijs- en hefwerktuigen zijn met zodanige voorzieningen uitgerust dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat personen van het platform vallen.

[einde kader]

Als gezegd schrijven werkgeversorganisaties al dan niet in overleg met de stichting Arbouw Arbocatalogi. In de catalogi worden de regels voor veilig werken uiteengezet en wordt aangegeven bij welke werkzaamheden maatregelen genomen moeten worden om overeengekomen risico’s te beperken. De invulling van die maatregelen wordt aan de situatie en de werkgever overgelaten. In de bouw kennen we het HBA platform preventie valgevaar, een initiatief van het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA); dit platform draagt uit wat in de Arbocatalogi beschreven staat. Aan het platform wordt deelgenomen door zo’n beetje alle bedrijfstakken die zich actief bezighouden met het onderhoud van en aan gebouwen, met uitzondering van de installatiebranches. Onder andere op dakgebied VEBIDAK, Het Hellend Dak (HHD), de Vakfederatie Rietdekkers, de Algemene Schoorsteenvegers Patroonsbond en vele andere brancheorganisaties. Aanvullend is er een Scholingsfonds en krijgen werknemers van aangesloten bedrijven iedere drie jaar een cursus veilig werken. Onderaannemers en zzp’ers worden eveneens gemaand de cursus te volgen om de ‘flexibele schil’ van de branche eveneens veilig te laten werken.

De spullen waarmee veilig gewerkt kan worden, moeten zijn voorzien van een CE merk, waarmee is aangetoond dat deze aan de Europese eisen voldoen. Die eisen zijn verwoord in normen of ‘Directives’ en daartoe geaccrediteerde keuringsinstanties, zogenaamde ‘notified bodies’, mogen na toetsing en volgens strenge regels verklaringen schrijven op basis waarvan leveranciers het CE merk mogen voeren. De eisen als opgenomen in de ‘Directives’ worden in conclaaf door Europese ‘experts’ vastgesteld. De eisen volgen uit het doel van de middelen vermenigvuldigd met een kansfactor van bezwijken c.q. falen. Het doel van de middelen waar het valbeveiliging betreft is ondermeer in 2007 verwoord in de Praktijkgids werken op hoogte in aanvulling op de Directive 2001/45/EC. Alle lidstaten kennen commissies die commentaar kunnen leveren op de normen in wording en de normen worden geregeld herzien om zo actueel en compleet als mogelijk te zijn.  Iedere norm gaat gepaard met een verwijzing naar andere normen om zo transparant en eenduidig als mogelijk te zijn. Zie hiervoor het artikel ‘Normering van persoonlijke beschermingsmiddelen’ in Roofs mei 2014.

Tot zo ver is alles duidelijk en geregeld. Echter…

De veiligheid is geregeld binnen de bouwbranche, waar onder bouwen wordt verstaan: nieuwbouw, renovatie en groot onderhoud. Inspectief en correctief onderhoud op en aan gebouwen als ook andere kortdurende werkzaamheden moeten veilig kunnen worden uitgevoerd, en indien dat niet kan, moet het gebouw conform Bouwbesluit 2012  zijn voorzien van voorzieningen. Dit geldt voor nieuwbouw en grote renovatie ofwel vergunningsplichtige werken. Of het gebouw veilig kan worden onderhouden zonder voorzieningen, moet bij de bouwaanvraag worden getoetst door Bouw en Woningtoezicht. Er is een checklist voor opgesteld maar die is niet verplicht en gedurende de bouw kan de situatie veranderen. Veiligheidsvoorzieningen ten behoeve van de onderhoudsfase zijn daarmee ter beoordeling van de aannemende partijen. Die zijn van mening dat indien niet aangetoond kan worden dat het zonder voorzieningen niet veilig onderhouden kan worden voorzieningen niet nodig zijn. Het is als het afleveren van een auto zonder gordels.

Veiligheid is in beginsel een zaak tussen werkgever en werknemer. Zzp’ers zijn beide en de zzp’er moet dus zelf toezien op zijn eigen veiligheid. In geval van een ongeval moet de zzp’er zichzelf melden. Je hebt zzp’ers in alle soorten en maten, in de bouw werken verreweg de meeste in onderaanneming. De Inspectie SZW kan onmogelijk op alle bouwplaatsen toezien en vooral bij kortdurende werkzaamheden op en aan gebouwen zoals het plaatsen van zonnepanelen, is de pakkans vrijwel nihil. Zie hiervoor ook het artikel ‘’Zzp’er verkeert te vaak in afhankelijke positie’ in Roofs maart 2014.

Wie is werkgever, wie is werknemer, wie is opdrachtgever, wie is gebruiker? Het is lang niet altijd  duidelijk, een persoon is nog geen entiteit en een jurist is iemand die leest wat er niet staat. Als een opdrachtgever (stichting? Projectontwikkelaar? Aannemer? Vereniging?) de verantwoordelijkheid van veilig werken neerlegt bij een uitvoerende partij die het op zijn beurt weer verlegt naar een in onderaanneming uitvoerende partij enz. en het selectiecriterium op wie het werk mag uitvoeren de prijs is, dan verwordt veiligheid wel degelijk tot een concurrentiemiddel. Als de opdrachtgever dan ook niet weet wie van de aanwezigen in wiens opdracht welk werk verricht omdat vooral de prijs het selectiecriterium betreft dan is het ‘wegcontracteren’ van veiligheid (en helaas ook andere arbeidsvoorwaarden) verleidelijk. Niet onvermeld mag blijven dat de overheid in dit opzicht ook vaak opdrachtgever is. In geval van particuliere opdrachtgevers speelt het probleem dat die zich kunnen beroepen op onwetendheid. Er lijkt jurisprudentie in de maak om alle deelnemers in de keten aansprakelijk te kunnen stellen.  Zie hiervoor ook het artikel ‘Vangnetbepaling Woningwet: hele keten is verantwoordelijk voor veiligheid’ in Roofs april 2014.

Een gebouw wordt door alle beroepsgroepen gebruikt. Daarom worden arbeidsmiddelen voor veilig werk zoals valbeveiliging ontwikkeld voor allen die op hoogte werk verrichten. Veiligheidsvoorzieningen aan gebouwen zijn ook onderdeel van het gebouw en zouden ook onder de bouwregelgeving moeten vallen. Hierover bestaat binnen de Europese commissie nog altijd geen overeenstemming.

Arbocatalogi zijn beroepsgebonden. Er valt wat voor te zeggen om deze beroepsverbondenheid uit te breiden en te kijken waar werkvelden elkaar overlappen zoals bij zonnepanelen, blikseminstallaties, schilderwerken, raambewassing, lichtinstallaties etc. Daar komt bij dat alle personen die de arbeid veilig moeten uitvoeren daarvoor getraind moeten zijn. Afstemming van situaties en middelen is in die zin logisch, maar gebeurt weinig tot niet. Het streven is naar collectieve middelen om alle beroepsgroepen veilig te kunnen laten werken. Wie betaalt voor wie is dan weer de vraag en hoewel veiligheid geen economisch beletsel mag zijn …

De hier beschreven zaken geven aan dat er nog veel werk verricht moet worden, maar eveneens dat er al veel werk verricht is. Veilig werken gaat niet vanzelf en evenmin is het gewenst dat alles wordt dichtgetimmerd met regels en controles. Hoe daarmee om te gaan zal besproken worden tijdens het congres ‘Veilig werken op hoogte’ op 29 oktober 2014 in het Figi theater te Zeist.