Zoeken

Roofs 2013-11-06 “Er is een rigide herstructurering van de markt nodig”

Traditioneel kijkt Roofs in het decembernummer met drie leden uit de redactieraad terug op het jaar dat achter ons ligt. 2013 was het jaar waarin volgens analisten het dieptepunt van de crisis werd bereikt. Innovaties vonden vooral plaats op het gebied van milieuvriendelijk bouwen. Hoe staan we ervoor en wat zijn de perspectieven?

Een korte introductie van de sprekers. Dirk Lahuis van NDA (Nederlandse Dakdekkers Associatie) heeft als specialist op het gebied van het platte dak zitting in de redactieraad van Roofs. Will Verwer van Monier is specialist op het gebied van hellende daken en Ton Berlee is oud-hoofdredacteur en oud-columnist van Roofs en actief in productontwikkeling op zowel het platte als het hellende dak.

In 2013 lijken de eerste tekenen van economisch herstel zichtbaar te worden. Hoe schatten jullie de economische situatie in?

“2014 blijft zwaar,” voorspelt Ton Berlee. “Officieel zijn we uit de recessie en ik geloof ook wel dat we het dieptepunt hebben gehad, maar de bouw merkt dat pas veel later. Ik denk dat het herstel in de bouw pas op zijn vroegst in 2015 zichtbaar wordt. Enerzijds is dat heel dramatisch; anderzijds bieden de huidige ontwikkelingen de ruimte aan een nieuwe generatie, met een nieuwe manier van werken. Zorgpunt blijft wel de werkgelegenheid, en met name het vakmanschap in de branche. Ik hoop dat de branchevereniging de noodzaak van goed opgeleid personeel inziet en op dit punt actie onderneemt.”

“Het duurt nog wel langer voor we echt herstel zullen zien,” aldus Dirk Lahuis. “Ik schat die termijn op zeker vier tot vijf jaar. De bouw heeft namelijk tijd nodig om structureel te veranderen. De nieuwbouw is immers jarenlang vooral bepaald door de grondposities en financiële belangen, daardoor zijn vraag en aanbod in disbalans geraakt. Jarenlang is gespeculeerd op de stijging van de grondprijzen en dat was feitelijk een stimulans om voor de leegstand te bouwen. Eigenlijk zou er een scheidsrechter moeten komen die het spel stillegt. Dat lijkt me een taak voor de overheid maar die is zelf partij. Zo houdt de bouw zichzelf in een houdgreep. De bubbel kan niet te snel leeglopen, de sanering zal dus gefaseerd moeten plaatsvinden zodat na verloop van tijd vraag en aanbod weer op elkaar af worden2 gestemd. Dat heeft tijd nodig.”

Ook Will Verwer ziet geen herstel op korte termijn. “Wel merken we dat de architecten weer wat meer werk krijgen. Op dit moment liggen er zeker kansen voor de hellende dakenbranche, vooral in de renovatie, en met name op het gebied van energiebesparing. Op dat gebied enthousiasmeert de overheid de bouw, kijk naar de activiteiten die nu gaande zijn rond de deal ‘de Stroomversnelling’, het nul op de meter traject. Daar liggen kansen. Wat mij betreft mag ook de BTW-verlaging op arbeid nog een tijdje worden doorgezet, dit is een stimulans voor de particulieren om hun woning aan te pakken.”

Verder doet de overheid weinig.

 “Inderdaad,” zegt Lahuis. “De overheid heeft een bewuste keuze gemaakt niet in te grijpen in de bouw. Dat is enerzijds zeer vervelend want veel bedrijven binnen de branche hebben met grote problemen te maken. Anderzijds is dat de enige manier om de noodzakelijke veranderingen in de markt af te dwingen. Een subsidiëring van een markt die structureel op de verkeerde manier is ingericht betekent alleen maar uitstel van de executie. Er is een rigide herstructurering van de markt nodig: we moeten het verleden vergeten en naar een nieuwe orde.”

Ook op het gebied van constructieve veiligheid lijkt er niet veel te gebeuren. Nog steeds storten er met enige regelmaat platte daken in als gevolg van water- of sneeuwaccumulatie. Waar ligt dit volgens jullie aan?

Berlee: “Hier zie je eveneens dat de overheid zich terugtrekt, maar dat de markt niet echt in staat is de zaken op een goede manier te regelen. De regelgeving, de normen en de handhaving daarop zijn onvoldoende op elkaar afgestemd. Het is bij calamiteiten veel te gemakkelijk om naar elkaar te wijzen; daarom is niemand verantwoordelijk en dus zal niemand actie ondernemen.”

“Momenteel wordt bekeken of in het Burgerlijk Wetboek de aansprakelijkheid meer bij de aannemer kan worden gelegd en dat vind ik een goede zaak,” voegt Lahuis toe. “Het is een overblijfsel uit de oude tijd dat de aannemer wordt beschermd, met als vreemd resultaat dat de consument direct na oplevering zelf aansprakelijk is voor problemen met het product. Probleem met de instortende daken is ook dat door de verregaande procesoptimalisatie de toleranties veel kleiner zijn geworden en de prestaties dus veel dichter bij de eis liggen. Het omslagpunt wordt dan ook veel sneller dan voorheen bereikt.”

De markt voor zonnepanelen ontwikkelt zich niet vlekkeloos. Dit jaar vonden diverse valongevallen plaats tijdens het aanbrengen van de systemen en ook is het maar de vraag of de panelen blijven liggen als er eens een flinke storm opsteekt.

Verwer: “Dat heeft ermee te maken dat de montage vooral wordt verzorgd door niet dak- gerelateerde partijen. De markt voor zonnepanelen ontwikkelt zich nu snel. Hier geldt: ‘Schoenmaker, blijf bij je leest’. De recente inwerkingtreding van NEN 7250 voor de montage van zonnepanelen is een stap in de goede richting, maar de markt draait nog teveel om de allerlaagste prijs. Vaak worden de veiligheidsvoorzieningen bij de montage niet meegenomen in de offertes. Als de montage van de systemen door hellend dak specialisten wordt uitgevoerd, dan weet je zeker dat het goed en veilig gebeurt.”

Signaleren jullie een vergroting van het veiligheidsbewustzijn op het dak?

Berlee: “Op de schaatsbaan ben ik een van de weinige sukkels die met een schaatshelm op zijn rondjes schaatst. Je ziet het ook met de skihelm, of de fietshelm. Het bewustzijn dat het veilig moet komt wel, maar héél langzaam. We moeten er intussen voor oppassen dat we niet het middel tot doel gaan verheffen. Niet het dak is onveilig, de werkzaamheden op het dak kunnen onveilig zijn. Het doel is dus: de werkzaamheden op het dak veilig kunnen uitvoeren. De toegepaste veiligheidsvoorziening wordt dus bepaald door de frequentie waarmee het dak moet worden betreden. Je ziet soms dat de persoon die het veiligheidssysteem onderhoudt degene is die het vaakst op het dak komt. Of dat de dakdekker de enige partij is die een toegepaste veiligheidsvoorziening mag gebruiken. Dan klopt er dus iets niet.”

“Veilig werken is ook een kwestie van goed opleiden,” zegt Verwer. “Wat mij betreft zou het uit het oogpunt van concurrentie een goede zaak zijn als zzp’ers zich aan dezelfde spelregels houden als de bedrijven met personeel. Meebetalen aan collectieve voorzieningen? Waarom niet. Maar laten we ons intussen ook maar eens zorgen gaan maken hoe we het onderhoud aan de zonne-energie systemen veilig gaan doen, er ligt al genoeg op het dak, we kunnen erop wachten dat er zich incidenten gaan voordoen.”

“Het bijdragen aan collectieve voorzieningen door zzp’ers is ook een signaal dat op dit moment door de regering wordt afgegeven,” aldus Lahuis. “Hiermee lossen we een groot aantal problemen op. Het zzp-bestaan is dan een bewuste keuze van de zelfstandige ondernemer en niet langer een afgedwongen of opgelegde situatie zoals nu. We zien bovendien dat de invloed van de CAO-partijen steeds geringer wordt. Het aantal bedrijven aangesloten bij brancheverenigingen daalt en het aantal medewerkers binnen die bedrijven ook. Er is dus steeds minder sprake van representativiteit. Ik denk dan ook dat de CAO een achterhaald instrument is dat op termijn kan verdwijnen. Bij een goede inrichting van de minimale sociale voorzieningen, een goede afstemming van de basisregels, een goed functionerende inspectiedienst en een gerichte rechtspraak is de CAO overbodig.”

Berlee: “Ik ben wel voorstander van een instrument dat voortvloeit uit de CAO-bepalingen, namelijk de BIKUDAK Skillcard. En ik hoop dat die ook de status krijgt waar hij voor ontwikkeld is: zonder die kaart kom je het dak niet op. De bouwplaats is immers niets anders dan een mobiele werkplaats, daar heb je niets te zoeken als je niet aantoonbaar beschikt over de juiste kwalificaties. De informatie-uitwisseling is toch al enorm, het is beter dat op een gerichte manier te doen en er de professionalisering van de medewerkers mee te stimuleren. Ook hier geldt dat gehandhaafd moet worden, ik hoop dan ook dat opdrachtgevers dit oppakken en erom zullen gaan vragen.”

“Ik ben geen voorstander van versnippering en private initiatieven zoals deze,”zegt Lahuis. “Toch realiseer ik mij dat we nog niet in staat zijn geweest zelf de minimumeisen t.a.v. opleiding en kennis branchebreed uit te rollen - misschien ook een illusie, maar dit moet wel het uitgangspunt zijn. Als de Skillcard een bijdrage kan leveren in het realiseren hiervan, dan ben ik er een voorstander van.”

Wat vinden jullie van de ontwikkelingen op het gebied van ‘duurzaamheid’?

Berlee: “Die zijn zondermeer positief. Je ziet bijvoorbeeld steeds meer systemen waarin zonne-energie als cassettes in daken wordt toegepast. Dat lijkt me de toekomst. Mocht er een paneel vervangen moeten worden, dan is het gewoon een kwestie van uit- en inklikken. Daarmee ondervang je een hoop van de montage- en veiligheidsproblemen die momenteel spelen bij het aanbrengen van zonnepanelen. Het is natuurlijk de vraag of de alle initiatieven levensvatbaar zijn maar ik juich de ontwikkelingen op o.a. het gebied van luchtdicht bouwen, het produceren van (bitumineuze) dakbanen uit plantaardige materialen en de recycling van bitumineus dakafval alleen maar toe.”

Lahuis: “Ik ook, met als kanttekening dat de infrastructuur voor bitumenrecycling die momenteel wordt opgezet na verloop van tijd op zou moeten gaan in de algemene infrastructuur voor het geschikt maken voor hergebruik of regeneratie van grond-, en hulpstoffen in van de bouw. Het is niet zinnig daarvoor een apart systeem in het leven te houden.”

Verwer: “Duurzaamheid wordt, ondanks de teruggelopen markt, een toenemend belangrijk onderwerp bij het bouwen. Een voorbeeld: recycling van dakpannen is momenteel een onderwerp waar sterke aandacht voor is, het is momenteel al mogelijk het gerecyclede materiaal van oude beton dakpannen te verwerken in nieuwe betonproducten. Op het gebied van zonne-energie hoop ik dat er ook wat meer aandacht zal komen voor de esthetica van de systemen. Iets wat lelijk is wordt niet als duurzaam ervaren, daarvan zijn voorbeelden genoeg bekend. Ik weet zeker dat we in de nabije toekomst spijt gaan krijgen van wat we vandaag allemaal op het dak plaatsen.”