Zoeken

Roofs 2009-09-04 Valbeveiliging en bliksembeveiliging

Het ligt voor de hand dat uitgestrekte valbeveiligingen aantrekkelijk zijn voor de bliksem en op de een of andere manier in een mogelijk aanwezige bliksembeveiliging moeten worden opgenomen. De grote vraag is: wanneer moet dat en hoe moet dat dan worden aangepakt?

I E. Pols, Van der Heide Groep

Materiaal op het dak en bliksembeveiliging
Van oudsher was de situatie op het dak eenvoudig. Bij een goed tegen de gevolgen van een blikseminslag beveiligd gebouw lagen er koperdraden langs de dakrand. Bij grote daken staken die draden ook nog eens op regelmatige afstand het dak over. Verder waren er soms wat ventilatiekokers of schoorstenen. Die waren dan van een opvangspriet voorzien of met de draden van de bliksembeveiliging verbonden en dat was het dan wel zo’n beetje.

Tegenwoordig worden de daken steeds voller. De ventilatiekokers zijn vervangen door of aangevuld met elektrische ventilatoren, het aantal airco’s neemt explosief toe, elektrisch bediende daklichten, zonneboilers, PV-zonnepanelen enz. leggen een steeds groter  beslag op de ruimte op een dak. Ook valbeveiligingen voor het veilig werken aan het dak en aan al die spullen op het dak, nemen steeds vaker permanent en prominent hun plekje op het dak in. De actuele vraag in de context van dit blad is: hoe moeten we omgaan met die valbeveiligingen ten opzichte van de bliksembeveiliging?

Met het toenemen van het aantal objecten en apparaten op het dak wordt ook de bliksembeveiliging complexer. Alle zaken die op het dak worden geplaatst kunnen in principe de bliksem aantrekken.  Alle objecten op het dak die verbinding hebben met elektrische en/of elektronische systemen in het gebouw moeten een eigen bliksembeveiliging hebben die is geïntegreerd in de algemene bliksembeveiliging. Daarom worden die apparaten meestal van een aparte (bliksem-)opvangstang voorzien om te voorkomen dat de bliksem direct in de airco of iets dergelijks slaat. Dat is de reden waarom tegenwoordig een dak soms vol staat met metalen sprieten van twee tot drie meter hoog. Dit voorkomt dat een deel van de bliksemstroom via de bedrading van de airco o.i.d. het gebouw in kan lopen.

Als andere materialen, die geen verbinding hebben met de binnenkant van het gebouw, niet van een bliksembeveiliging zijn voorzien, geven deze toch een aanzienlijk risico. Denk hierbij aan een valbeveiliging die, in de vorm van een stalen kabel, over een groot deel van het dak loopt. Bij een blikseminslag, bijvoorbeeld in een pootje van de valbeveiliging, komt de hele valbeveiliging onder een extreem hoge spanning te staan (honderdduizenden tot een miljoen Volt). Deze hoge spanning kan ertoe leiden dat op een heel andere plaats dan de blikseminslag een vonk overslaat naar het dak of naar andere apparaten op het dak. Deze komen dan ook op de volledige spanning van de bliksembeveiliging te staan en kunnen te lijden hebben van een groot deel van de bliksemstroom (tientallen kiloampères).

Om dit risico zo klein mogelijk te maken dient de valbeveiliging te worden beschermd tegen blikseminslagen of dient zij in de bliksembeveiliging te worden opgenomen. Om inslagen in de valbeveiliging te voorkomen zou er een bliksembeveiliging moeten worden geplaatst die hoger is dan de valbeveiliging. Dat is onpraktisch en zou het functioneren van de valbeveiliging beperken. Dit laatste is natuurlijk ongewenst. Het alternatief is het opnemen van de valbeveiliging in de bliksembeveiliging. De basis van de bliksembeveiliging blijft nog wel hetzelfde maar vrijwel de hele valbeveiliging moet op de een of andere manier met de bliksembeveiliging worden verbonden.

Wat zijn de criteria?
Als de valbeveiliging op één of meer punten aan de volgende criteria voldoet:
•    hoogte boven dakniveau > 0,3 m;
•    totaal oppervlak > 1,0 m²;
•    lengte  2,0 m of langer,
dan moet hij volgens de norm voor externe bliksembeveiliging (NEN-EN-IEC 62305-3) van een eigen bliksemopvanger worden voorzien of met de bliksembeveiliging worden verbonden. Er bestaat anders een aanzienlijk risico dat de valbeveiliging, bij een blikseminslag op het gebouw, door de bliksem wordt getroffen. Dit houdt in dat kleine valbeveiligingen, zoals haken en ogen e.d., geen bliksembeveiligingsmaatregelen nodig hebben. Voor uitgestrekte valbeveiligingen, zoals kabels, al dan niet op pootjes, rondom het dak moeten wel de nodige bliksembeveiligingsmaatregelen worden genomen. Dat betekent dus dat kabelsystemen voor de veiligheid van zowel metaal als touw, hekwerken van zowel staal als aluminium, al dan niet geplastificeerd, zowel los geplaatst als constructief bevestigd, meegenomen moeten worden in de maatregelen voor bliksembeveiliging.

Wat is een praktische oplossing?
Het probleem waarvoor men zich geplaatst ziet betreft dus met name de valbeveiliging waarbij de stalen draad vrijliggend door de ondersteunende poten wordt gevoerd. Vanuit het perspectief van bliksembeveiliging moet de draad van de valbeveiliging, overal waar hij de bliksembeveiliging kruist, met geschikte klemmen met de bliksembeveiliging worden verbonden. Dit is ernstig in strijd met het doel van de valbeveiliging. De runner waaraan het personeel is verbonden moet vrij over de draad van de valbeveiliging lopen. Obstructies op de draad zijn niet toegestaan.

Niet verbinden is ook geen optie. In dat geval zal er bij een blikseminslag op de valbeveiliging op ongedefinieerde plaatsen vonkoverslag ontstaan die de draad van de valbeveiliging kan beschadigen. Deze overslag kan gebeuren van de valbeveiliging naar de bliksembeveiliging, naar apparaten op het dak of naar het dak zelf. Het optimale compromis is het verbinden van de poten van de valbeveiliging met de bliksembeveiliging. De bliksembeveiliging wordt gekenmerkt door de afstand tussen de draden van de bliksembeveiliging op het dak. De poten van de valbeveiliging moeten tenminste over dezelfde afstanden met de bliksembeveiliging worden verbonden. Dat wil zeggen dat bij een bliksembeveiliging met een maaswijdte van de koperdraden van bijvoorbeeld 20 x 20 m de poten van de valbeveiliging om de 20 m met de bliksembeveiliging moeten worden verbonden. Voor een bliksembeveiliging met een hogere beveiligingsgraad kan de maaswijdte in de orde van grootte van 10 x 10 m zijn. In dat geval moeten ook de poten van de valbeveiliging elke 10 m met de bliksembeveiliging zijn verbonden.

Op die manier zal vonkoverslag niet compleet worden voorkomen, maar zij zal uitsluitend optreden op goed gedefinieerde plaatsen, met name tussen de valbeveiligingsdraad en de pootjes die met de bliksembeveiliging zijn verbonden. Dit beperkt het aantal mogelijke plaatsen van een beschadiging van de valbeveiligingsdraad aanzienlijk.
Let wel. Het niet nemen van deze maatregelen zorgt er geenszins voor dat bij een blikseminslag de genoemde beschadigingen niet zullen ontstaan. Het zorgt er alleen voor dat ze op willekeurige plaatsen op de valbeveiliging ontstaan en dus moeilijker zijn te constateren.

Controle
Het is in ieder geval van groot belang dat het inspecteren van de valbeveiligingsdraad in periodieke controles wordt opgenomen. Van een inspecteur van een bliksembeveiligingsinstallatie moet worden verwacht dat hij een visuele controle doet van de draad direct boven de poten die met de bliksembeveiliging zijn verbonden. Bij geconstateerde verkleuring en/of beschadiging van de valbeveiligingsdraad moet direct de eigenaar van het gebouw worden gewaarschuwd. Deze moet onverwijld de installateur van de beveiligingsinstallatie inschakelen voor een veiligheidscontrole en eventuele reparatie.
De veiligheidsinspecteur die de periodieke controle van de valbeveiliging doet, moet bekend worden gemaakt met het beschadigingrisico en zal op dezelfde punten moeten controleren.
Naast de periodieke controle is het ook aanbevelenswaardig om na een onweersbui een dergelijke controle uit te (laten) voeren.