Zoeken

Roofs 2008-03-16 Zin en onzin over gebiedsbegrenzing op platte daken

Veiligheid op platte daken is relatief nieuw waardoor er een grote behoefte is aan heldere een vooral eenduidige informatie. Vele zelfbenoemde experts geven gehoor aan die vraag. Enkelen goochelen wat met definities en begrippen tot het gewenste resultaat tevoorschijn komt. Zo is nu het begrip gebiedsbegrenzing op daken gangbaar geworden met helaas een verkeerde voorstelling van zaken. In dit artikel een uiteenzetting.

Gerard Alders, directeur PBN Veiligwerken bv

PBN Veiligwerken bv is een bedrijf gericht op het geven van cursussen veilig werken op hoogte.

Allereerst terug naar de basis. Platte daken zijn in te delen naar risico op vallen. Het beste is een borstwering van 1,1 meter hoog, maar bestaande daken ontberen een voldoende hoge afzetting. Wanneer die er niet is, dan weet iedereen inmiddels dat 4 meter van de dakrand de gevaarlijke zone begint. Wanneer op 2 meter van de dakrand een duidelijke signalering is aangebracht dan is de gevaarlijke zone met 2 meter te beperken. Een werknemer die binnen de 4 meter of binnen duidelijk aangegeven 2 meter blijft, werkt in de veilige zone. Wenst die werknemer te inspecteren hoe de hemelwaterafvoer net over de rand functioneert, dan moet hij zich in de gevaarlijke zone begeven en dien ten gevolge maatregelen treffen tegen  een mogelijke val. Een op die persoon afgestemd harnas met een valdemper verbonden aan een anker of lijn is afdoende bescherming tegen vallen. Het anker of lijn moet aantoonbaar in staat zijn de krachten die vrijkomen bij een val van 2,5 meter op te vangen. De kwaliteit van het anker en de lijn wordt in de dakenbranche door leveranciers, verbonden aan dakbedekkingsbedrijven, ter discussie gesteld. Hierover is al het nodige geschreven en daar zal dit artikel niet over gaan. Dit alles wordt verondersteld bekend te zijn. Minder bekend is dat gebiedsbegrenzing of ‘positionering’ volkomen misplaatst wordt gebruikt.

Wie op een dak gepositioneerd werkt, kan niet vallen en dat is juist. Werkzaamheden aan de rand kunnen echter nooit veilig worden uitgevoerd met werkpositionering, evenmin als met gebiedsbegrenzing. Het wordt nog erger voorgesteld: volgens de redenering van enkele leveranciers volstaat zelfs een gordel of desnoods je eigen riem, want het touw voorkomt vallen. En als ik bij het dakrand kom kan ik niet verder, mijn werk is gepositioneerd en dus werk ik veilig (!?!).

Leg dit voor aan een willekeurige klimmer van welke nationaliteit ook en hij zal vragen of je hoge koorts hebt.
Volgens de redenering van de Nederlandse daken­branche is een harnas aantrekken dus helemaal niet nodig. Die redenering is je reinste kolder en door andere motieven dan veilig werken ingegeven. Er zijn 2 punten waarom het niet opgaat, te weten overlengte van de lijn en de valhoogte bij aanvang.

Om gebukt bij een afvoer te kunnen kijken. (zie foto hiernaast van een inspecteur met camera in de hoek) moet de lijn enige overlengte hebben. Theoretisch moet het touw daarvoor precies haaks op de dakrand staan om vallen onmogelijk te maken. Ieder weldenkend mens die wel eens daken geïnspecteerd heeft, of kleine werkzaamheden op daken heeft uitgevoerd, weet dat deze ideale voorstelling van zaken altijd maar ten dele te bereiken is. In hoeken en bij ongelijke randen is het namelijk niet werkbaar. Het gevolg is dat gebruik wordt gemaakt van instelbare lijnen en uitsluitend met enige overlengte is het zogenaamde ‘valpositioneringssysteem’, zoals het ten onrechte genoemd wordt, werkzaam.

Echter, zelfs bij een bijna ideaal afgestelde lijn kan de persoon nog een fatale noodsmak  maken (en dus helemaal met enige overlengte).

Figuur 1 maakt dit duidelijk. Klimmers weten dat de valhoogte waarmee gerekend moet worden niet gelijk staat aan de overlengte van de lijn zoals in de dakenbranche veel gedacht wordt. De hoogte van het aanhechtingspunt op het harnas ten opzichte van het vlak waar vanaf gevallen wordt is de valhoogte bij aanvang. Een persoon die de lijn aan zijn riem heeft en over de rand valt, heeft al een valhoogte van 1 meter voordat de lijn in werking kan treden.  Bij die valhoogte zijn de krachten op het lichaam al zo hoog dat met enkel een heupgordel de persoon waarschijnlijk zijn rug breekt en zal overlijden aan de gevel.

Doe je aan veiligheid, doe het dan goed en breng mensen niet in de veronderstelling dat ze veilig werken want dan ontstaat een situatie die gevaarlijker is dan wanneer ze zich bewust zijn van het gevaar.
Positioneringssystemen maken dat een persoon op hoogte aan twee touwen is ‘gepositioneerd’ om veilig zijn werkzaamheid uit te voeren. Het is net als met klimmers die niet kunnen vallen om reden dat ze al in het touw hangen. Het idee van positioneren op daken door middel van een rail en dergelijke is sympathiek maar is om hierboven beschreven redenen niet haalbaar wat specifieke gevaren met zich meebrengt. Er worden eisen gesteld aan de lijnen waarmee personen worden gepositioneerd. De normen die gesteld zijn aan lijnen waarmee gepositioneerd gewerkt mag worden, mogen niet verward worden met genormeerd werken in algemene zin zoals werken op een dak. Eisen te stellen aan harnas en de punten waar de lijnen aan bevestigd worden zijn nu onderwerp van discussie in de Europese commissies.

Hoe is een gebiedsbegrenzer dan wel bedoeld?
Met een gebiedsbegrenzingssys­teem kunnen personen niet in een onveilige zone komen zodat zij tijdens de uitvoering van werken geen moment in gevaar komen. Op platte daken is de veilige zone gedefinieerd als minimaal 4 meter van de dakrand (haaks gemeten). Deze zone kan worden vergroot wanneer op 2 meter van de dakrand een duidelijke markering is aangebracht. Met een gebiedsbegrenzing op daken is vallen van het dak dus niet mogelijk omdat de persoon nooit in de onveilige zone kunnen en mogen komen en daarmee ook niet in de buurt van de rand! Het is uitermate geschikt voor werken aan installaties die opgesteld staan in de zone tussen de 2 en 4 meter. Een gebiedsbegrenzingssysteem met instelbare lijnen die het personen mogelijk maken in de onveilige zone te geraken is gevaarlijk, omdat de persoon in kwestie zich veilig waant waar dat niet altijd het geval is. Wanneer wel in de gevaarlijke zone gewerkt moet worden, zoals bij het kortstondig werken aan de dakrand en de stadsuitlopen, dient er minimaal gebruik gemaakt te worden van een valbeveiligingssysteem conform EN 795. Bij werkzaamheden in de onveilige zone is er bovendien een collega nodig die in staat is om een redding te verrichten. Het werken met een harnas vergt daarbij een training waarbij al deze zaken worden geleerd.

In de landen om ons heen wordt met andere ogen naar veiligheid gekeken dan in Nederland. Een mensenleven staat daar gezien de ongevallen statistieken terecht in hoger aanzien dan handelsgeest of een definitie­discussie.