Zoeken

Roofs 2007-11-18 Dakspecialist van Rijksgebouwendienst

De dakenbranche heeft het afgelopen decennium een belangrijke professionaliseringsslag gemaakt. Toch kan het in veel opzichten nog veel beter, aldus Willem van Neck, dakinspecteur van de Rijksgebouwendienst. In zijn veelbewogen carrière heeft hij veel gezien hoe het niet moet, en nog steeds komt hij misstanden op het dak tegen. Roofs sprak met hem over zijn loopbaan en zijn bevindingen.

Door een ongelukkige beweging kwam Willem van Neck in 1995 tijdens een sloopklus met een stortkoker in de vuilcontainer terecht, na een val van een gebouw met vier verdiepingen. Gelukkig werd zijn val gebroken door de in de container aanwezige dakbedekking. Toch waren zijn dagen als dakdekker voorbij: hij beschadigde een ruggenwervel waardoor hij lichamelijk niet meer in staat was het werk uit te voeren. Na drie jaar van revalidatie kwam hij uiteindelijk terecht bij de Rijksgebouwendienst (Rgd), een onderdeel van het Ministerie van VROM. Vanwege zijn jarenlange ervaring en uitgebreide technische kennis ging hij aldaar aan de slag als dakinspecteur. Van Neck is binnen de Rgd (afdeling beheer & servicepool) de enige die zijn aandacht puur op het dak richt; hij kan zijn specifieke dakkennis in deze baan dus optimaal benutten.

Dakdekken in de jaren ‘70
Van Neck is sinds 1975 actief in de dakdekkerbranche. “De eerste daken die ik heb gemaakt waren technisch, zacht gezegd, niet in orde. Ik herinner me bijvoorbeeld een dak waarbij we de steenwol isolatieplaten niet haaks op de cannelure plaatsten, maar in de richting van de cannelure. Inmiddels weet ik dat op deze manier bij betreding van het dak de isolatie al snel kapot wordt gelopen – toen wist ik niet beter. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden aan te halen van onjuiste methoden die toen echter algemeen gangbaar waren. De afvoerpunten voor de hwa werden bijvoorbeeld lang niet altijd verdiept aangebracht. De werkmethoden zijn pas de laatste decennia echt verbeterd, zodanig dat we van een professionele sector kunnen spreken.”

“Ook de materialen lieten destijds nog wel eens te wensen over,” vervolgt Van Neck. “Ik heb alles wel meegemaakt. Veel dakbedekkingen waren wat betreft flexibiliteit en krimp nog onder de maat, ook was de kwaliteit van isolatieproducten en bevestigingsmaterialen nog niet zo ver ontwikkeld als nu het geval is. De arbeidsomstandigheden waren in die dagen ook verre van ideaal. Er waren nog maar weinig hulpmiddelen beschikbaar die het werk van een dakdekker lichamelijk minder zwaar konden maken. Dikwijls moesten we gewichten tillen die ver boven de huidig toegestane norm liggen. En het hakken van de bitumen en/of mastiek om in de ketel te smelten, zoals dat toen nog gebruikelijk was, was zwaar werk. Met name als ketelbinkje de emmers met warme bitumen en/of mastiek via de ladder op een schuurdakje bij de voorman dakdekker brengen. De emmers waren niet te tillen, en de afwerking met de zakken grind van 65 kg zeker niet.”

Maar natuurlijk waren er ook toen bedrijven actief die hun werk serieus namen en op een professionele manier de daken dichtten. Toen Van Neck eind jaren ’70 bij het Ridderkerkse dakdekkerbedrijf Huizer Dakbedekkingen kwam te werken, leerde hij veel bij over het vak. Daarnaast ging hij de applicatiecursus van Vebidak volgen. Later haalde hij ook het BDA Dakdekkersdiploma (1986) en het certificaat van bekwaamheid van Vebidak (1992). Hij klom zodoende op naar de functie van voorman en uitvoerder; voornamelijk bij Huizer, maar met uitstapjes naar Van Haperen Dakbedekking in Breda en Nebiprofa. In 1994 besloot hij tenslotte voor zichzelf te beginnen, met Swindak als vaste opdrachtgever. Zijn tijd als zelfstandige ondernemer begon niet erg gunstig, omdat hij al direct op de eerste werkdag, op weg naar zijn eerste klus, betrokken raakte bij een auto-ongeluk. Op 24 augustus 1995 ging het definitief mis, toen Van Neck de nachtmerrie van iedere dakdekker, een valongeluk, moest meemaken.

Rijksgebouwendienst
Na een jarenlange revalidatie, tijdens welke periode hij zich in computers ging verdiepen, kwam Van Neck in 1998 via Stichting Handicap terecht bij de Rijksgebouwendienst (Rgd). Dit is het agentschap van het Ministerie van VROM dat verantwoordelijk is voor de bouw en het beheer van gebouwen voor de huisvesting van rijksdiensten en internationale organisaties. In totaal heeft de dienst zo’n 2000 gebouwen in de portefeuille, de vastgoedportefeuille is zeer divers.

Als dakspecialist heeft Van Neck de taak inspecties uit te voeren op de gebouwen die de Rgd in beheer heeft, het contact te onderhouden met de objectmanager en in overleg een planning maken m.b.t. de levensduur van het dak. Dit alles al dan niet in samenwerking met commerciële en/of onafhankelijke (dak) adviesbureaus. Hij vertelt desgevraagd dat zijn functie hem goed bevalt: “Ik kan hier mijn jarenlange ervaring en kennis goed in de praktijk brengen. Ik wil altijd alles weten van een dak en de kunst daarbij is de juiste vragen te stellen.”

Huidige dakenbranche
Wat is Van Necks visie op de huidige dakenbranche? “Ontegenzeggelijk heeft de dakenbranche de afgelopen decennia een belangrijke professionaliseringsslag gemaakt. Op het gebied van verwerking, productontwikkeling en arbeidsomstandigheden is veel verbeterd. Toch kom ik nog veel daken tegen die technisch niet juist zijn aangebracht. Veel problemen worden naar mijn mening veroorzaakt door een onduidelijke communicatie van de fabrikant naar de verwerker over de juiste verwerking van het product. Ook worden veel gebreken veroorzaakt door een gebrekkige communicatie tussen de voorschrijvende en uitvoerende bouwpartijen, en de uitvoerende partijen onderling. Wil men deze problemen in de toekomst voorkomen, dan zal men dus allereerst de communicatie tussen de verschillende partijen moeten verbeteren en respect betrachten voor elkaars werk.”

Het beleid van de Rgd is in dit opzicht helder. “Een gebouw moet voldoen aan het Bouwbesluit. Onze taak is er zoveel mogelijk op toe te zien dat dit inderdaad gebeurt. Het Bouwbesluit is aan de lage grens. En mijn bijdrage is, afhankelijk van het soort gebouw, de norm (eis) enigszins hoger te leggen."

"Dit geldt ook voor bijvoorbeeld veilig werken, en brandveilig detailleren. Zo schrijf ik zelf nu al in mijn bestekken dat er volgens de NEN 6050 moet worden gewerkt, ook al is die norm officieel nog niet van kracht. Met name op monumentale gebouwen en musea nemen wij geen enkel risico. In feite wordt in deze  laatst genoemde gevallen helemaal geen vuur toegepast.
Tijdens het renoveren van daken is geluidsoverlast bij o.a. gerechtsgebouwen ook een aandachtspunt: we kunnen hier niet zomaar met open vuur aan de gang, i.v.m. overlast van de branders.

Van Neck toont zich een voorstander van de op handen zijnde norm NEN 6050. “Er zijn momenteel zoveel middelen beschikbaar, dat er volgens mij geen belemmering meer hoeft te zijn de norm in te voeren. Een dak is zonder meer op een verantwoorde manier waterdicht te krijgen d.m.v. koude kleefmiddelen, hetelucht föhns of zelfklevende materialen. Natuurlijk moet men uitkijken met vochtige ondergronden en materialen, maar ook dat is een kwestie van vakmanschap.”