Zoeken

Roofs 2003-10-28 Een spookbeeld toegelicht

• Mr Cees Woortman

directeur/secretaris VEBIDAK

Even iets rechtzetten. In het vorige nummer van Roofs (nr. 9/2003) stond een afscheidsinterview met Peter Breuseker, voormalig directeur van Cazdak. Hij kreeg onder meer de vraag voorgelegd:

"U bent het dus niet eens met het verhaal van Martin Mastenbroek, dat de macht van de leveranciers bij de opdrachtgevers te groot wordt?"

Hier wordt gedoeld op een presentatie in de Algemene Ledenvergadering VEBIDAK van 22 mei jl.: ‘Het spookbeeld van het Algemeen Bestuur’. Inderdaad, de spreker was Martin Mastenbroek. Maar de boodschap is – en daar gaat het mis! – niet zijn strikt individuele visie. Het betreft een gezamenlijk standpunt van ons voltallige Algemeen Bestuur. Dat blijkt al uit de titel van de presentatie. Akkoord, een spreekkoor van alle tien bestuursleden had meer recht gedaan aan deze eensgezindheid. Met recht ‘close harmony’. Dat zou de aandacht echter hebben afgeleid van de inhoud. Vandaar één spreker.

In het interview wordt de presentatie geïdentificeerd met de man die haar verwoordde. De vraag gaat voorbij aan de algemene bestuurlijke onderkenning van dit spookbeeld. De inhoudelijke betrokkenheid van Mastenbroek hierbij is dezelfde als die van zijn medebestuurders. De vraagstelling aan Breuseker is daarom feitelijk onjuist. Zij had moeten luiden:

"U bent het dus niet eens met het verhaal van het Algemeen Bestuur VEBIDAK, dat …"

Ziezo, dat misverstand is ook weer opgelost. Maar wat is toch deze boodschap die zoveel tongen in beweging heeft gebracht? Welk spookbeeld houdt de gemoederen bezig binnen het Algemeen Bestuur van onze organisatie? Ik licht het graag toe.

De relatie tussen verwerker en toeleverancier kan mooi zijn. Hartelijk. Vruchtbaar ook. En voor beide partijen lucratief. Maar het is aan de klant – dus het dakbedekkingsbedrijf – hoe deze relatie wordt ingevuld. Hoe intensief de samenwerking met zijn toeleverancier wordt. En wie het contact met de opdrachtgever onderhoudt. Daar dreigt een scheefgroei in de verhoudingen. Voor zover die zich al niet heeft voltrokken.

Het is niet de dakrol die de prestatie levert. Dat is het dakbedekkingsbedrijf. Jazeker, de toegepaste dakrol is van belang. Goed materiaal is – laten we zeggen – het halve werk. Gelukkig zijn er in ons land veel uitstekende dakrollen op de markt. Van allerlei merken. En onder vele namen. Keus genoeg. Maar helaas, met half werk kom je er niet. Per saldo komt het aan op de gekozen constructie en vooral ook op de uitvoering. Dat vraagt om verstand van dakdekken.

En ècht verstand van dakdekken, daarvoor moet je als opdrachtgever niet bij een toeleverancier zijn maar bij een vakbekwaam dakbedekkingsbedrijf. Ook daarvan zijn er – zoals Peter Breuseker in zijn slotwoord terecht constateert – gelukkig heel wat. Moet het beslist een Dealer of een Erkenninghouder zijn (waarbij het kwistig gebruik van Hoofdletters het veronderstelde belang van zo’n hoedanigheid moet benadrukken)? Tussen u en mij gezegd: een ander serieus bedrijf is echt niets minder. Want een goede dakdekker kan elke rol verwerken.

Iedereen staat voor zijn zaak. Een toeleverancier ook. Heel legitiem. En onze toeleveranciers kunnen trots zijn op hun producten. Dat mag óók eens gezegd. Maar laten we wel zijn: geen toeleverancier zal een ander merk dan het zijne adviseren. Groot gelijk. Het betekent alleen wel dat een opdrachtgever zich voor ècht objectief advies tot een serieus dakbedekkingsbedrijf zal moeten wenden. Zeker op projectniveau. Dat geldt zowel voor advies over de diverse materialen (want er is veel méér dan de toplaag!) als voor advies over de uitvoering. Het komt immers aan op de totale constructie. Daarvan is de dakrol absoluut een wezenlijk onderdeel. Niet minder. Ook niet méér.

Hier en daar bespeurt VEBIDAK ook andere opvattingen over deze natuurlijke rolverdeling. Het komt voor dat toeleveranciers op de stoel van het dakbedekkingsbedrijf gaan zitten. Zich op projectniveau als adviseur profileren. En oplossingen aandragen die, toevalligerwijze, ontleend zijn aan hun eigen assortiment. Daarmee bewijzen ze de opdrachtgever geen dienst. En hun afnemer – de dakdekker – evenmin. Met al zijn expertise en objectiviteit mag die in zo’n geval nog slechts de prijs invullen voor een niet door hemzelf ontworpen constructie en deze netjes aanbrengen. Verder komt hij er niet meer aan te pas. Alleen mag hij uiteraard wel de garantie afgeven. En wáármaken, als er zich onverhoopt een klacht mocht voordoen. Dan kan de opdrachtgever niet terecht bij de toeleverancier.

En als een dakbedekkingsbedrijf nu zelf voor zo’n andere rolverdeling kiest? In specifieke gevallen is dat voorstelbaar. Ondersteuning door de toeleverancier in de acquisitiefase kan prima werken. Maar dan wel uitsluitend op verzoek van de klant – dus de dakdekker – zèlf! En een verstandige dakdekker zorgt dat zo’n verzoek aan zijn toeleverancier geen regel maar uitzondering is. Wie kiest voor zijn eigen bedrijf èn zijn eigen opdrachtgevers, staart zich immers niet blind op voordeel op korte termijn. Zo’n dakdekker heeft ook oog voor zijn positie op langere termijn.

Want een dakdekker die zijn adviesrol prijsgeeft, die in het voortraject niet meer zèlf aan tafel zit met zijn opdrachtgever, die verliest zijn onafhankelijkheid. En grotendeels ook zijn meerwaarde. Hij wordt dan een leverancier van arbeid. Een rollenplakker. Overgeleverd aan de gunst van zijn toeleverancier. Commercieel interessant?  Zal best. Voor zolang het duurt. Inmiddels is zo’n bedrijf – afgezien van de contractuele kant – geen werkelijke partij meer voor zijn opdrachtgever. Totdat het gaat lekken.

Ziedaar het spookbeeld van ons Algemeen Bestuur. En het zou te makkelijk zijn om zo’n spookbeeld louter te benoemen en het daarbij te laten.