Zoeken

Roofing Holland 1996-08-35 Opdraaien voor andermans schulden. Wie wil dat?

Niemand wil natuurlijk voor andermans schulden opdraaien. Maar de aannemer wordt door de wet tot borg voor zijn onderaannemer gebombardeerd voor hun schulden terzake van loonbelasting en premies.

Eind jaren zeventig had Den Haag er genoeg van vele tientallen miljoenen aan inkomsten voor fiscus en de sociale fondsen te derven. Vooral in de bouwnijverheid. Daar was het instituut koppelbazen tot grote bloei gekomen. Met alle kwalijke gevolgen daarvan voor fiscus en bedrijfsvereniging.
Men vond de oplossing: laat de branche zichzelf reinigen. Stel de aannemer aansprakelijk voor de (wan)daden van zijn onderaannemers. Dan gaat het om z’n eigen portemonnee en zal hij wel uitkijken met wie hij zaken doet.
Op 1 juli 1982 trad de Wet Ketenaansprakelijkheid (WKA) in werking. In deze wet is de aannemer tot borg aangesteld voor bepaalde schulden van zijn onderaannemers. En tevens voor bepaalde schulden van de onderaannemers van zìjn onderaannemers. Voor de gehele keten dus.
Voor welke schulden? Voor de niet afgedragen loonbelasting, premies volksverzekeringen en de sociale verzekeringspremies. Dus zeg maar voor alles wat een werkgever aan de fiscus en de bedrijfsvereniging moet afdragen. Die wettelijke borgstelling omvat een hoofdelijke aansprakelijkheid voor de genoemde schulden. Hoofdelijk wil zeggen dat men, ook al zijn er nog anderen aansprakelijk te stellen, toch voor de gehele schuld aansprakelijk is.
Natuurlijk is er wel een regresrecht. Dat wil zeggen, dat men, eenmaal betaald hebbende, het deel waarvoor anderen aansprakelijk zijn, bij hen kan opeisen. In beginsel in gelijke delen, maar naar evenredigheid als de gegevens daarvoor beschikbaar zijn.

De hoofdregel is dat de aannemer aansprakelijk is (of de onderaannemer). In principe is een principaal niet aansprakelijk, tenzij deze wordt beschouwd als ‘eigenbouwer’. En het moet gaan om een werk ‘van stoffelijke aard’. Daarvan is in de parlementaire behandeling een aantal voorbeelden genoemd, zoals; bouwwerken, aanleg van wegen, waterstaatwerken, bestratingen, het leggen van leidingen, onderhoud van buizen en gebouwen, afbreken of slopen van bouwwerken, enz. Het behoeft geen aangenomen werk te zijn. Ook in regie uitgevoerd werk valt eronder. Verder valt niet alles wat de (onder)aannemer doet onder de wet:

  • Als de aannemer het werk grotendeels (dat wil zegen voor meer dan 50%, gerekend in arbeidsuren) in zijn eigen werkplaats of fabriek verricht, is de WKA niet van toepassing. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de fabricage van kozijnen en prefabbeton.
  • En de WKA werkt ook niet als de opdracht die de onderaannemer van de aannemer ontving ondergeschikt is aan een tussen hen gesloten koopovereenkomst van een bestaande zaak. Dit klinkt ingewikkeld, maar het gaat hier om de aanschaf van de bepaalde goederen die door de leverancier worden geplaatst en/of gemonteerd, waarbij de arbeidskosten een ondergeschikt deel uitmaken van de totale prijs.

Wat is in dit verband ondergeschikt? Twee voorbeelden uit de rechtspraak:

  • Een onderaannemer stoffeerde woningen voor zijn opdrachtgever/aannemer, voor een totaalprijs van ƒ 31.097. In de factuur was aan loon niet meer dan 9% van ƒ 31.097 begrepen. De rechter vond de loonpost hier ondergeschikt aan de levering van de gekochte goederen.
  • In een ander geval liet een aannemer een onderaannemer gevelbeplating, dakbeplating en dakbedekking leveren en aanbrengen voor in totaal ƒ 290.034 . De loonpost daarin bedroeg ƒ 129.045 (44%). De rechter oordeelde dat het plaatsen en aanbrengen hier niet ondergeschikt was aan de levering van de gekochte goederen.

Waar nu precies de grens ligt van het ‘ondergeschikt’ zijn, is moeilijk te zeggen: 9% is oké, 44% is teveel. Verder meende de rechter in het laatste geval ook nog dat de opdracht geen betrekking had op een bestaande zaak (zoals de wet voorschrijft), maar op een toekomstige zaak. De materialen kregen pas de functie van dak of gevel nadat ze door de onderaannemer zouden zijn aangebracht. En dus ging het niet om een bestaande, maar een toekomstige zaak! Juridisch haarkloverij noemen sommigen dat. Maar het is wel de realiteit.

Hoe ver strekt nu de aansprakelijkheid?

Gaat het hier om een risico-aansprakelijkheid of speelt de schuld van de aannemer ook een rol? En hoe kan men z’n risico’s hier bespreken? Daarover meer in de volgende bijdragen.

door: Mr. A. Harlaar